Wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden nadert afronding

Zekerheidsstructuren

Het Wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden van 29 mei 2020 nadert afronding.

Wetsvoorstel nadert afronding

Op dinsdag 11 juni 2024 heeft een meerderheid van de Tweede Kamer gestemd voor het wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden van 29 mei juni 2020 (het Voorstel).

De verwachting is dat de Eerste Kamer later dit jaar zonder materiële wijzigingen akkoord zal gaan met het Voorstel, waarna het in wetgeving kan worden omgezet. Klik hier voor een overzicht van het wetgevingsproces.

Verbod op contractuele overdraagbaarheids- en verpandingsbeperkingen met betrekking tot handelsvorderingen

Kort gezegd voorziet het Voorstel in een verbod op contractuele overdraagbaarheid- en verpandingsbeperkingen (het Verbod) met betrekking tot vorderingen die voortvloeien uit de uitoefening van een beroep of een bedrijf (Handelsvorderingen). Uit het Voorstel volgt dat contractuele bedingen die de overdracht van of de vestiging van een pandrecht op een Handelsvordering zouden beperken, nietig zijn.

Uitzonderingen op het Verbod

Het Voorstel voorziet in een uitzondering op het Verbod voor contractuele overdraagbaarheid- en verpandingsbeperkingen met betrekking tot vorderingen die:

  • voortvloeien uit een betaal- of spaarrekening;
  • voortvloeien uit een overeenkomst van geldlening of kredietovereenkomst met twee of meer crediteuren;
  • verschuldigd zijn aan een clearinginstelling of een centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie, een verrekeningsinstituut of een centrale bank als bedoeld in artikel 212a van de Faillissementswet; of
  • op grond van een in artikel 34 lid 3, artikel 35 lid 5 of artikel 35a lid 4 van de Invorderingswet 1990 bedoelde overeenkomst zullen worden betaald op een bankrekening die wordt gehouden ten behoeve van de betaling van loonbelasting, omzetbelasting of sociale verzekeringspremies.

Contractuele overdraagbaarheid- en verpandingsbeperkingen met betrekking tot dergelijke vorderingen worden dus niet geraakt door het Verbod.

Gevolgen voor financieringspraktijk

De belangrijkste gevolgen voor de Nederlandse financieringspraktijk zijn:

  1. Contractuele overdraagbaarheid- en verpandingsbeperkingen met betrekking tot door Nederlands recht beheerste Handelsvorderingen zijn niet langer effectief; onderzoek naar de vatbaarheid voor overdracht of verpanding van Handelsvorderingen is in de toekomst niet meer nodig.
  2. Contractuele overdraagbaarheid- en verpandingsbeperkingen met betrekking tot vorderingen uit hoofde van Nederlandse bankrekeningen worden niet geraakt door het Verbod; in de praktijk zal voor de vestiging van een pandrecht op een Nederlandse bankrekening toestemming nodig zijn van de bank waarbij de rekening wordt aangehouden.

Wil je eens de mogelijkheden bespreken?

Neem gerust contact met ons op. Wij zijn dagelijks telefonisch en via e-mail bereikbaar.